WONEN IN ITALIË – Vrijwilliger
Ik had me veel voorgesteld van mijn eerste dienst als vrijwilliger bij het Rode Kruis. Ik zal niet verhullen dat ik zelfs enkele heroïsche gedachten had, waarin mijn doortastend optreden mensenlevens zou redden. Maar niet dat ik de hele avond zou zitten kaarten met twee ambulance-chauffeurs en directeur Carlo terwijl de alarmtelefoon niet één keer overging.
Zo verliep dus mijn eerste dienst.
Meteen als je het Rode Kruisgebouw binnenstapt, zie je links de plek van de centralinist, mijn plek dus. Het is een glazen hok met een balie waar de hele avond minimaal twee, maar soms ook wel vier of vijf mensen bij elkaar zitten. Italianen praten nou eenmaal graag dus personeel en vrijwilligers kruipen bij elkaar in het hok waar de centralinist van dienst de telefoon opneemt en de ambulances op pad stuurt.
De tweede dienst dreigde opnieuw op een gezapige avond uit te draaien. Ik zat braaf achter de telefoon en bij mij in het hok zaten nog drie chauffeurs met elkaar over vissen, brood bakken en eigen bier maken te praten. Overigens ook allemaal vrijwilligers. Overdag wordt de vestiging gerund door personeel. 's Avonds en in het weekend draait het grotendeels op vrijwilligers.
Opeens ging de telefoon. Ik sprong van schrik van m'n stoel en riep:"Wat moet ik doen?" "Pronto zeggen en Croce Rossa" zei Luca droog. Aan de andere kant klonk: "We hebben een wagen nodig voor Saliceto". Ik begon zenuwachtig de gegevens op het daarvoor bestemde formulier in te vullen. Het adres, de code die de zwaarte van het geval aangeeft, bijzonderheden.
Luca en Daniele vlogen naar de garage waar de (twee) ambulances staan en reden even later weg. Omdat we twee ambulances hebben, zit er meestal nog een tweede team klaar voor het geval er nog een keer gebeld wordt. Maria kwam bij me zitten.
Maria is een geval apart. Ze is in dienst bij het Rode Kruis en doet hard haar best een nieuwe Florence Nightingale te worden. Ze is altijd op de post aanwezig. Ze heeft boven een kamertje met een bed. Kortom haar leven is haar werk voor het Rode Kruis. Al tien jaar.
Maria en ik praatten wat EN TOEN GING WEER DE TELEFOON!
Ik nam de gegevens weer op. Deze keer moest er een wagen naar Cortemilia. Maria maakte zich klaar en ging met chauffeur Valter op pad. De chauffeurs en de begeleiders zijn vaak uren op pad. Sommige huizen zijn moeilijk bereikbaar, vertelde Maria me. En dan moeten ze vervolgens met hun patiënt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis in één van de grotere plaatsen in de buurt.
Nu kwam de directeur van deze post bij me zitten, Carlo. Een sympathieke zestiger waar ze allemaal een beetje bang voor zijn. Hij is een beetje bars en straalt iets van gezag uit. Hij vertelde me over de problemen waar deze vestiging mee te maken heeft.
Door de ontvolking krijgen ze steeds minder geld. De post draait dus voor een groot deel op vrijwilligers en daar is voortdurend een gebrek aan. De chauffeurs waar ik nu mee zat, draaien wekelijks ook nog een paar nachtdiensten. En ze hebben allebei een drukke baan. Daar heeft natuurlijk lang niet iedereen zin in. En dan heb ik het nog niet eens over alle cursussen die ze van te voren moeten volgen.
"Zonder Maria zou ik het echt niet redden" zei Carlo. Dan is het te hopen dat ze binnenkort niet opeens verliefd wordt en gaat trouwen, opper ik. Maria is 29. Volgens Carlo heeft Maria tot nu toe nooit blijk gegeven van enige aandrang om te trouwen.
En zo houdt het Rode Kruis hier een netwerk van medewerkers in stand dat over een enorm uitgestrekt gebied hulp moet bieden in geval van ziekte of ongelukken. Ik ben blij dat nu ook mijn kleine steentje bijdraag.
Komende weken is er een conferentie van de gezondheidsorganisatie ASL en worden er nieuwe besluiten genomen over de verdeling van de Rode Kruis- posten, vertelt Carlo. Ik wacht het wel af.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.