WONEN IN ITALIË – Het kattenvrouwtje
Sinds kort heb ik weer twee poezen. Die zou ik nooit in huis hebben genomen als Franca er niet was. Franca is het kattenvrouwtje van Mombarcaro. Bij haar kan ik m'n poezen brengen als ik weg ben.
Ze is 'un pò particolare' zei mijn buurman toen ik met haar kennis ging maken. Maar dat valt reuze mee. Franca is een vrouw van begin 70 die er verzorgd uitziet en die met 23 katten in een huis woont. Een vrijstaand huis met een grote tuin en een ondoordringbaar hek er omheen.
Als ik m'n auto voor de ingang parkeer, vallen me meteen de vele poezen op die overal in de tuin of bij het hek rondscharrelen.
'Kom binnen..' zegt Franca uitnodigend en ik stap haar hal binnen. Het valt me meteen op: je ruikt niks. Ook hier lopen poezen rond. Ze begint me meteen rond te leiden. Overal staan kattenbakken en ze zien er allemaal schoon uit.
'Kom maar mee naar beneden, daar zitten de meesten en ik moet ook nodig het water voor de pasta opzetten want ze zullen wel honger hebben'. 'Geef je ze pasta?' vraag ik verwonderd. Ze geeft ze inderdaad gewoon pasta met tomatensaus.
Tot mijn stomme verbazing schuiven de poezen even later allemaal aan bij grote schalen vol pasta en beginnen ze er heerlijk van te smikkelen. 'Ze vinden het lekker en bovendien zou ik failliet gaan als ik ze iedere dag kattenvoer uit de winkel zou geven' zegt Franca. Ze geeft ze ook wel gewoon kattenvoer maar meer als aanvulling.
Om half één stapt ze met een voorraad kattenvoer in haar autootje om haar ronde in Mombarcaro te gaan maken. Ze kent alle plekken waar zich zwerfkatten ophouden en daar gaat ze het eten naartoe brengen. Iedere dag weer.
Franca werkt nauw samen met Clara, de dierenarts, die schuin achter haar woont. Samen redden ze zwerfhonden en -poezen. Zodra er een zwerfhond wordt gesignaleerd, gaan ze erop af. Het beest wordt bij Franca ondergebracht maar eerst door Clara nagekeken en zo nodig met medicijnen behandeld.
Als ik bij Franca ben en ze me in het souterrain rondleidt doet ze op zeker moment een deur open. Daarachter zit een hele zielige hond, pekineesachtig maar groter. Hij reageert neurotisch, kruipt weg, komt voorzichtig kwispelend weer te voorschijn.
Franca heeft een oneindige liefde voor beesten. Als ze de eerste keer bij me op bezoek is, geeft ze tal van raadgevingen voor het dierenspul in mn tuin. 'Hier moet je een bak water neerzetten voor de slangen en hagedissen, die barsten van de dorst'. Braaf haal ik een ovenschaal te voorschijn, vul die met water en zet hem onder het terras.
De kattenbak moet ik niet hier neerzetten maar daar, en wat heb ik er voor vieze kattenbakvulling ingedaan? Dat is 'schifezza' (viezigheid), ik moet daar en daar in Ceva geparfumeerd grint kopen.
Ik ga met haar mee inkopen doen. Met twee volgeladen karren komen we naar buiten. Franca heeft bij ieder blikje kattenvoer een verhaal. Dit is wel goed, dat niet. En dan de 'croccantini' (de brokjes), die kan ik ook lang niet allemaal zomaar kopen.
Met volgeladen auto's en helemaal blut komen we bij haar huis aan. 'Ach kijk daar loopt mijn pulci' roept ze, helemaal verliefd achter een jong grijs poesje aanhollend. 'Die ga ik naar jouw Totò brengen' zegt ze.
De komende week zullen mijn jonge katertjes Totò en Pino bij Franca blijven want ik ga naar Nederland. Het zal hen aan niets ontbreken, dat is me wel duidelijk, zelfs niet aan een 'amore'. Als ze daar nou maar geen ruzie over krijgen.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.