WONEN IN ITALIË – Terug
De verwarming beneden is aan, de verwarming boven, de pallet-kachel, de houtkachel en zelfs de oven heb ik aangezet als warmtebron, maar nòg heb ik het koud.
Ben sinds een week weer thuis en ik moet zeggen: het valt me niet mee. Van de heerlijke behaaglijke warmte van mijn moeders bejaardenhuis naar de barre kou hier. Het is wennen.
Van mijn dorpsgenoten kreeg ik in Uden al foto's toegestuurd van de sneeuw die hier een meter dik is gevallen. Als ik op 6 januari de berg op rijd waarop Mombarcaro ligt, zie ik al enorme hopen aan de zijkant van de weg liggen.
Bruno de tuinman staat boven op het dak van z'n huis en schreeuwt me toe: "Kom je nu net aan? Er staat je wat te wachten boven!" Als ik het weggetje naar de Via Galliano wil oprijden, glijdt de auto na enkele tientallen meters weer naar beneden. Manuel wijst me hoe ik er wel kan komen.
Daar komt buurvrouw Rosa voorzichtig over de bevroren weg aangelopen. "Ik ben blij dat je er weer bent" zegt ze. We nemen altijd 1x per week samen het nieuws door met een opwekkende espresso.
Grazia staat me voor het huis op te wachten. Ze heeft de verwarming hoog gezet en de houtkachel aangedaan. Maar ze heeft meteen een paar vervelende mededelingen. De pallet-kachel kan ik beter niet aan zetten want er ligt zo'n dik pak sneeuw over de schoorsteen waar de rook uitkomt dat ik aan koolmonoxide vergiftiging zou kunnen overlijden.
En de centrale verwarming boven doet het niet want de thermostaat is kapot. Eerst maar uitpakken en acclimatiseren. In mijn keuken is het redelijk warm. Maar er hangt natuurlijk niet de subtropische temperatuur waaraan ik inmiddels gewend ben geraakt.
De poesjes reageren eerst alsof ze een geestverschijning zien en kruipen onder het bed in de logeerkamer. Later, als het ze begint te dagen, nadat de geest met hun etensbakjes heeft staan rammelen, komen ze naar beneden en begroeten ze me met kopjes en door op m'n schoot te springen.
De eerste nacht ga ik met drie warmwaterkruiken naar bed. Ik slaap heerlijk. Het wakker worden in zo'n koud huis en het uitzicht op die weliswaar mooie maar koude witte wereld vind ik geen pretje. Maar ik verman me.
Ik denk terug aan de jaren '50 waarin je 's winters 's morgens met een hoopje kleren je ijzige slaapkamer uit vluchtte om je beneden voor de kolenkachel in de woonkamer aan te kleden.
Wat zeker niet helpt, is mijn totale gebrek aan padvinderskwaliteiten. Ik doe er uren over voordat de houtkachel eindelijk brandt. Papier, takjes, een blok hout, ik doe alles volgens de regels maar moet er een half pak aanmaakblokjes bij gooien voordat het vuur eindelijk blijft branden.
Dan bel ik de hulptroepen die mijn verwarmingsproblemen moeten oplossen. Luigi staat een paar uur later al voor de deur met een fles drank voor me. Voor het nieuwe jaar! Hij belooft de volgende dag te komen.
Ook Alex de electricien meldt zich. Blijkt dat er alleen maar nieuwe batterijen in de thermostaat moeten. Ik voel me een hulpeloos dommerdje onder de vorsende blik van Alex met leesbril. Ook Grazia en Guglio wisten het niet, troost ik mezelf maar.
Wat mijn aankomst hier er ook niet feestelijker op maakt, is dat ik twee weken in quarantaine moet, ondanks mijn meegebrachte negatieve test. Ik bel burgemeester Simone om te vragen hoe het zit met de regels.
Daarmee moet hij de officiele procedure in gang zetten voor de 'entrata' van een dorpeling uit het buitenland: een verplichte corona-test en daarnaast nog 2 weken quarantaine.
Grazia biedt meteen aan boodschappen voor me te doen. En gelukkig ligt er nog een stapel leesvoer. Onder een dik dekbed voor de kachel in een trui, en een dikke trui daar overheen en een mouwloos vest daar weer overheen en met een poes op schoot beid ik mijn tijd tot de 20e.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.