WONEN IN ITALIË – Een potje poep
Het is zeven uur in de ochtend. Ik zit op een bankje buiten naast de praktijk van mijn huisarts in Monesiglio. In mijn tas zit een potje met poep en als de dokter zo komt, ga ik hem om een verwijsbrief vragen voor een onderzoek.
Volgens Grazia zou het spreekuur hier al om half acht beginnen. Dat blijkt pas om negen uur te zijn. Ik heb besloten maar gewoon te blijven wachten en ondertussen de krant te lezen.
Ik kijk uit over de piazza van Monesiglio. Het is vandaag markt. De bewoners uit de omringende dorpen komen boodschappen doen en de terrassen van de twee bars aan het plein zullen snel vol zijn.
Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het drukker. Italianen zijn vroege vogels. Een mevrouw loopt voorbij met een kistje aardbeien, de eigenaar van bar 'In de 7e hemel' maakt een praatje met zijn eerste klanten, een enkeling laat z'n hondje uit.
Dan stopt er een grote zwarte auto. Het is zowaar de dokter die eruit komt en het is nog niet eens acht uur. Ik leg hem snel uit waarvoor ik kom. Na tien minuten komt ie me de verwijsbrief brengen. "Dus het is nog steeds niet over?"
Op naar het ziekenhuis van Ceva. Na de triage beland ik in een zaal vol wachtende mensen. Ik moet een nummertje trekken. Ik trek 52. Er zijn twee loketten en mijn nummer is meteen aan de beurt. De employé noteert mijn gegevens en vraagt vanwie ik de uitslag over een week wil horen: van henzelf hier of van mijn apotheker. Van mijn apotheker maar, da's lekker dichtbij.
Dan kan ik mijn potje in het laboratorium aan het eind van de zaal afgeven. De analiste neemt het in ontvangst, bekijkt misprijzend de hoeveelheid en barst dan los: "Mevrouw! Hier kunnen we toch niet mee werken. Het moet minstens tot de helft vol zitten. Hier heeft u twee nieuwe potjes en komt u later maar terug."
Balen. Wat nu? Ik besluit naar de nabijgelegen bar 'Da René' te gaan. Koop een bloempot in de bloemenwinkel ernaast en drink dan bij René achtereenvolgens twee koffie. Er gebeurt niets. Geen enkele aandrang. Het laboratorium is tot tien uur open dus voor tienen moet ik mijn boodschap in de bloempot gedeponeerd hebben om die dan gedeeltelijk over te hevelen in de twee potjes van het ziekenhuis.
Na een tijdje op en neer gelopen te hebben over het parkeerterrein, is het zover. Als een haas naar de wc. Een kwartier later vertrek ik weer naar het ziekenhuis. "Ik herken u" roept een verpleger die in het lab bloed van een meisje zit af te tappen. "Ik herken u ook, aan uw accent" zegt een analiste. "Dat is Nederlands" zeg ik.
De jongen is klaar met het meisje en neemt enthousiast mijn potjes poep in ontvangst. "Ik ben gek op Nederland" zegt de jongen. "Ik ben er al 11 keer geweest. Terwijl hij tevreden de inhoud van de potjes keurt, schakelt ie over op de Nederlandse keuken. Kroketten vindt ie heerlijk. "Ik heb alles gegeten in Nederland" zegt ie "maar je eet nergens zo goed als in Italië."
Opgelucht loop ik even later het ziekenhuis uit. Missie volbracht. Dinsdag de uitslag bij de apotheek van Niella Belbo.
Die middag zit ik te buurten bij buurvrouw Rosa. Dan stopt er opeens een zwarte auto. Verdomd als dat de dokter niet is. Ik loop naar hem toe, hij doet z'n raampje naar beneden. "Ik ben gebeld door het ziekenhuis" vertelt hij. "Ze hebben de bacterie die jouw diarree veroorzaakt, gevonden. Ik heb het recept voor een nieuwe antibiotica-kuur in je brievenbus gegooid." Ik spring een gat in de lucht. Zou er dan nu eindelijk een einde komen aan deze al zes weken durende misère?
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.