WONEN IN ITALIË – Even op en neer
Mijn goede vriendin Marianne was jarig. En het betrof nog wel een kroonjaar. Ze wilde een feest geven. En ik zou daar voor de zoveelste keer niet bij zijn. "Ik vind het niet leuk dat je er niet bent, maar ik snap het wel" zei ze begripvol.
Waarop ik dacht: ik doe nu 'ns echt gek, ik ga gewoon een weekendje op en neer naar Amsterdam, in de Fiat Panda. Goede Vrijdag vertrekken, zaterdagmiddag in Amsterdam aankomen, 1e Paasdag feest en dan maandag weer naar huis.
Vrijdagochtend ging de wekker al om vier uur af. Een half uur te vroeg. Blijkbaar fout afgesteld. Om vijf uur reed ik het donkere Mombarcaro uit. Voorzichtig, want rond dit tijdstip zijn er nog veel dieren op stap. Ik zag een hert met een gewei langs de weg staan.
Ik stopte bij mijn vaste wegrestaurant en ontbeet met een croissant, verse sinaasappelsap en een cappuccino. Ik ken de route natuurlijk uit m'n hoofd. Het Aostadal door, de berg op naar de Grote St. Bernardtunnel en voor je het weet, rijd je al in Zwitserland.
Omstreeks half drie was ik bij mijn hotel in Duitsland. Het was heerlijk weer. Na een douche ging ik met een boek op het terras zitten. Maar van lezen kwam niet veel. Aan een naburig tafeltje zat ene Jessy en die had wel zin in wat contact. Haar man en zoon waren skieën en zij had voor zichzelf een aangenaam alternatief geregeld.
Ze had een kamer in dit hotel geboekt en ging vanavond naar een wijnproefavond. Ondertussen was ze alvast aan een karafje witte wijn begonnen. Dat werkte aanstekelijk en ik bestelde ook zo'n karafje. Ze vertelde over haar zoon terwijl onder de tafel haar hond lag te soezen.
Ik at in het hotel en dronk ook nog een karafje ròde wijn. 's Nachts moest ik het bezuren. Ik werd al na een paar uur wakker met een tong als van leer en met een gruwelijke dorst. Tegen tweeën hoorde ik Jessy thuiskomen. Ik wist dat zij het moest zijn doordat ik een hond water uit het vijvertje op het terras hoorde slobberen.
Om kwart over zeven stuurde ik de Panda alweer over de weg. Nederland was, zoals gewoonlijk, weer druk. Ik reed door naar Bussum en ging bij hotel Jan Tabak koffie drinken. Dat gaf een licht nostalgisch gevoel, tegelijkertijd voelde ik me ook een beetje vervreemd van deze ooit zo vertrouwde omgeving.
Om een uur of half vijf stopte ik onder het balkon van Marianne. Ze wist dat ik zou komen. Kalmpjes stond ze op en kwam naar beneden. Het is nu eenmaal geen type dat gillend van enthousiasme haar huis uit komt stormen, zoals ik zou doen.
De volgende dag was dè dag. We ontbeten samen en ik vergat haar mijn cadeautje te geven. Stom. Daar zou ik 's middags pas achter komen. Net op tijd, bijna had ik ze weer mee terug naar huis genomen: zilveren oorbellen, ze was er blij mee.
We lunchten met haar zoon, een lekker joch (van 27) en voormalig partner Joop. Om een uur of vier vertrokken we naar het dagcafé waar het feest zou zijn. Leuk om na zoveel jaren haar broers en zussen weer te zien. Ze waren inmiddels ook allemaal met pensioen en een beetje grijzer.
Marianne had een topdag en daar ging het om. Maandagochtend om 8 uur zou ik de terugreis inzetten. De gele Panda glom en leek er zin in te hebben. Ik reed plankgas naar het zuiden en arriveerde om half 5 weer bij mijn hotel.
Het restaurant was dicht, dus zocht ik een eettentje op in het centrum. Ik kwam terecht in de 'Römische Keller'. Moest twee
trappen af naar het restaurant en kwam in een aardedonkere kelder terecht, bomvol motormuizen. Ik liep weer snel naar boven. Pas toen zag ik het bordje 'bikers café'. Gelukkig vond ik een tafeltje in de hal en at daar met veel smaak m'n asperges.
Eenmaal terug voelde ik wel dat ik vier dagen in de auto had gezeten. Ook deed m'n rechter enkel een beetje pijn van het gas geven. Maar met een paar avonden op tijd naar bed, ben ik weer helemaal in vorm.
Gisteren vertelde ik mijn avontuur aan buurvrouw Rosa. We zaten bij het knapperende haardvuur in haar keuken, nippend van een espresso. Een totaal andere wereld, op 1200 kilometer afstand.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.