WONEN IN ITALIË – Help, eters!
De winter is alsnog gekomen. Met weliswaar weinig sneeuw, maar met een ijzige wind en temperaturen onder nul. Een paar dagen geleden vond ik m'n auto op een ochtend helemaal overdekt met een laag ijs. Na langdurig krabben, probeerde ik weg te rijden. Mijn banden maakten een piepend en knerpend geluid.
Dat het winterseizoen alweer vordert, blijkt uit Sara's oproep ons bijtijds in te schrijven voor het carnavalsfeest. Voor het eerst sinds drie jaar zal er weer een carnavalsdiner in het dorpshuis worden gehouden. Met een band en dorpsgenoten die zich zo gek mogelijk toetakelen.
"Heb je je al ingeschreven?" vroeg Sara zodra ik een stap in de winkel had gezet. "Doe het nou meteen, anders is er misschien geen plaats meer." Het is inderdaad altijd snel vol, want er komen ook veel mensen van buiten Mombarcaro op af.
Verder stonden de afgelopen dagen in het teken van een etentje. Het was weer zover, stress! Ik word vaak voor etentjes uitgenodigd, dus dan is het wel zo gastvrij deze vrienden ook eens terug uit te nodigen. Op zich vind ik het leuk, maar het punt bij mij is dat ik het mezelf altijd zo moeilijk maak.
In plaats dat ik nou fluitend wat pasta in een pan gooi, een simpele saus erbij maak, wat 'affettati' (vleeswaren) vooraf als 'antipasti' presenteer en een taartje bij Sara haal als desert. Maar nee, zo zit ik niet in elkaar.
Eerst peins ik over de gewenste combinatie gasten. Veel vrienden zijn met z'n tweeën. Daar wil ik dan altijd nog één of twee personen bij uitnodigen omdat dat een levendiger etentje belooft dan dat één stel de hele avond alleen met mij zit opgescheept.
Als de gasten dan uitgenodigd zijn en de datum staat vast, begint het gepieker over wat ik klaar zal maken. De vrienden die gisteravond kwamen eten, kunnen heel goed koken. Ja en dan wil ik daar niet voor onderdoen.
Ik besloot te beginnen met een paté van kippenlevertjes, een typisch Toscaanse 'antipasto'. Ik was er een beetje onzeker over omdat de laatste keer dat ik het maakte, ik een potje peperkorrels had aangezien voor kappertjes, met als gevolg dat mijn gasten bij de eerste hap naar adem zaten te snakken.
Het hoofdgerecht. Boeuf bourgignon moest het worden. Na alle vleesloze gerechten van de laatste tijd had ik nu eens zin in lekker veel vlees. Ik had het bij Andrea, onze slager in Niella Belbo, besteld. Andrea is de bezitter van een aantal hele gelukkige koeien die de hele dag in de vrije natuur rondgrazen.
Zelden een slager gezien die met zoveel plezier zijn werk doet. Zwierig maar toch precies snijdt hij flinterdunne plakken af, verpakt het vlees liefderijk in een papiertje en danst naar zijn kassa waar je meestal een onwaarschijnlijk laag bedrag mag afrekenen. Zo ook deze keer.
Aan boeuf bourgignon kan weinig fout gaan als je precies doet wat het recept je voorschrijft. Bovendien kun je het één of twee dagen van te voren maken. Goed voor de gemoedsrust.
Voor het toetje had ik ergens een Frans recept van pruimentaart opgediept. De gedroogde pruimen moesten van te voren uren in de cognac worden gedrenkt. Ik moest erkennen dat deze taart het risico in zich had mijn gasten, na alle wijn en aperitivi, naar een alcoholcoma te voeren.
Ik heb de pruimentaart in twee dagen drie keer gemaakt. Hij was de eerste keer prima gelukt. Ik vond alleen dat ie aan de bovenkant wat bleek oogde. Dus zette ik hem nog even in de oven met alleen de bovenverwarming aan.
Enfin, de taart kwam er zwartgeblakerd uit. Meteen daarna een nieuwe gemaakt. Die zondag op vriendin Uschi uitgeprobeerd. Ze vond hem te zoet en te droog. Dat laatste kon wel kloppen want er zaten geen eieren in. De taartbodem was zo droog als een oude boterham.
Vanmorgen na drie dagen voorbereidingen en een gezellige avond om op terug te kijken, eindelijk rust. De vrienden stuurden bedankjes en één van hen schreef dat hij zo lekker gegeten had. Daar heb ik dan veel voldoening van.
Tijd om mijn moeder te bellen. Ik krijg één van de verpleegkundigen aan de lijn. "Met Lu!" klinkt het. "Mag ik mijn moeder even Lu?" vraag ik. "Die is er niet" antwoordt Lu. "Die is naar 'zingen met Gert' beneden in de zaal." Nou, dat klinkt goed. Gelukkig niets waar ik me vandaag nog zorgen over hoef te maken....
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.