WONEN IN ITALIË – Donder en bliksem en logé's

Om half vijf in de ochtend schiet ik wakker van een enorme donderslag. Even later licht m'n raam op, het bliksemt en het dondert aan één stuk door.

Ik draai me om, trek het dekbed over m'n oren en probeer verder te slapen. Maar dat lukt voor geen meter. Het blijft onweren en niet zo'n beetje ook.

De poesjes! Denk ik opeens. Ze zijn doodsbang voor onweer. Inmiddels hoor ik het ook stortregenen. Beneden in de keuken is geen poes te zien.

Pas, als ik het licht aan doe, komt Pino klaaglijk piepjes uitstotend naar binnen. Hij is door en door nat, letterlijk een verzopen katje. Ik pak een handdoek en wrijf hem droog. Hij loopt naar de keukendeur en als ik die open doe, rent ie de trap op naar m'n slaapkamer.

Even later vind ik hem weggekropen onder mijn dekbed. Ik wil eigenlijk geen beesten in m'n slaapkamer maar als ze zo bang en overstuur zijn, maak ik een uitzondering. Even later komt ook Totò jammerend binnen.

Ik haal opgelucht adem. Een tweede zorg zijn mijn logé's Ben en Jan die deze ochtend weer vertrekken en die ik een uitgebreid ontbijt wil voorzetten. Maar dan moet de electriciteit het wel blijven doen.

Ik heb al zo vaak meegemaakt dat de electriciteit uitviel tijdens een onweersbui. En dan kun je helemaal niks meer. Je zit in de donker, je kunt geen koffie of thee meer zetten en je hebt geen warm water.

Maar dat viel deze keer mee. Ik dekte de tafel en maakte het ontbijt klaar. Ben vertelde hoe hij om half zes medicijnen van de vensterbank had gered waar ze bijna vanaf dreven. Het raam stond namelijk wagenwijd open.

Om negen uur reden mijn vrienden weg. Ze waren een dag of vier gebleven. Ze behoren tot m'n beste vrienden maar toch maakte ik me van te voren weer druk of ik wel genoeg in huis had, of ik wel een spannend genoeg programma voor ze had, en of m'n kookkunsten ermee door konden.

Bij het weerzien smolten al die angsten en onzekerheden meteen weg. Al snel zaten we te borrelen in mijn tuin met uitzicht op de vallei en de heuvels.

Ik had hapjes en antipasti voor buiten. Het hoofdgerecht zouden we binnen eten. Dus de tafel gedekt, aardappeltjes gebakken, een lekkere salade gemaakt en als laatste een dunne malse biefstuk even door de roomboter gehaald...

Om het af te maken had ik een fles heerlijke rode wijn geopend. We zaten gedrieën achter ons volle bord, ik schonk de glazen vol en...toen glipte de fles uit m'n handen. Bovenop het al volle glas van Jan dat in stukken brak. De wijn uit de fles spoot alle kanten op.

Ik probeerde er meteen een klein incidentje van te maken: "Gewoon dooreten jongens, ik maak wel een andere fles open." Maar ondertussen sopte de wijn langs Bens broek, dreven de biefstukken in de wijn en lagen er glasscherven op de tafel.

Dit soort dingen overkomt mij regelmatig. Een oven die ontploft, net als ik zeven eters heb, een val over een openstaande ovendeur...wat is dat toch?

De volgende ochtend gingen we naar Mondovi. Stralend weer. We gingen met de 'funicolare' naar de oude stad die prachtig is gerestaureerd. Dinsdag, een marktdag. En toch: alle restaurants gesloten. Hoe verzin je het...

Gelukkig vonden we in de benedenstad een leuke trattoria gedreven door jonge mensen. Een aardige jongen met een paar ijzeren staafjes die uit z'n neus staken, overhandigde ons een origineel menu.

Of het nu mee- of even tegen zat, we hadden het leuk. En al gauw deed thuis iedereen waar hij zin in had: de één kroop een uurtje in bed, de ander ging een ommetje maken en nummer drie zat te lezen. Zo moet een logeerpartij ook zijn.

De laatste avond had ik Nina uitgenodigd, een Noorse die hier ook een huis heeft. Ik had haar uitgenodigd voor Jan die gek is op Noorwegen en zelfs de taal heeft geleerd.

Ze pruttelden samen gezellig in het Noors. Tegen de tijd dat Nina wegging, hadden we al vergevorderde plannen om haar op haar boerderij daar op te gaan zoeken. Ze heeft zelfs een oud Zweeds paard waar ik nog op zou kunnen rijden...Nou....laat ik dat maar niet te doen.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.