WONEN IN ITALIË – Ziek
En dan zit je opeens rillend op de bank. Een hete kop en koude bibbers. Dat kan maar één ding betekenen: koorts. Zo ineens na het prachtige weekend.
Dinsdagmorgen voelde ik me uitgesproken ziek. Zei al mijn afspraken af en dook m'n bed weer in. Hoofdpijn, keelpijn en een algeheel gevoel van malaise.
Nu ben ik in al die acht jaar dat ik hier nu woon nog nooit echt ziek geweest, als je gordelroos en een darminfectie niet meerekent. Ik kon daar gewoon mee doorlopen.
De flinke griep bewaarde ik tot twee keer toe altijd voor Uden. Blijkbaar liet ik het zieke gevoel pas toe als ik dichtbij mamma was. Terwijl die natuurlijk ook niet veel voor me kon doen. Een oer-gevoel, denk ik.
Nu moest ik me echt alleen redden. Dinsdagavond zat ik nog steeds te rillen op de bank. Tegelijkertijd maakte ik me vreselijk zenuwachtig over wat er de volgende dag stond te gebeuren: m'n keuken zou gewit worden.
Natuurlijk waren de schilders de eersten die ik had afgezegd. Maar later liet één van hen weten dat ik rustig in bed kon blijven, zij zouden de keuken wel uitruimen en witten.
Ik dacht: hij heeft gelijk. Aan mij hebben ze toch niks, ik blijf gewoon in bed. De avond ervoor ging ik al om half 9 slapen.
De volgende ochtend stond ik om zes uur op. Ik voelde me wat beter. Eerst rustig ontbeten en toen ben ik alvast begonnen de kleinere spullen in de zitkamer neer te zetten.
Om kwart voor 9 stonden mijn schilders voor de deur. Tiberius en Rein, de zoons van vrienden Willem en Yvon.
Twee jonge kerels die blaakten van de energie. Dat kwam goed uit. Ik installeerde me op de divan van de studeerkamer met een warme sjaal om en onder een plaid en liet hen hun gang gaan.
Binnen de kortst mogelijke tijd stond het hele terras vol huisraad. De poezen liepen klaaglijk mauwend door de tuin. Ze durfden het huis niet meer in met twee van die enge wezens erin.
De jongens werkten als twee professionals. De keuken werd helemaal leeg en schoongemaakt. Hier en daar werden een afbladderende muur gerepareerd en 's middags ging de kwast eroverheen.
Af en toe stak ik m'n hoofd om de hoek van de deur. Daar kon ik nog wat van leren, dochter van een vader met twee linkerhanden die ik ben.
Om half zes was het klaar. Het was geweldig. Ik moest bijna mijn zonnebril opzetten zo wit waren de muren. Ik voelde me meteen een stuk beter.
Grazia kwam vanmorgen informeren hoe het met me ging. Ik zei naar waarheid dat ik me beter voelde, maar nog wel moest hoesten en ik heb nog een beetje keelpijn.
"Ik ben zò blij dat jij er bent" zei ik tegen haar. "Dat geeft me toch een beetje een beschermd gevoel". "Je hoeft nooit bang te zijn" zei Grazia, terwijl ze me een pak verse eieren van haar kippen toestak. "Ik laat je echt niet alleen." Dat wilde ik horen.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.