WONEN IN ITALIË – Winterperikelen

Ik sta bij de vuilcontainers met een volle vuilniszak. Daar komt een vrouwtje op me af dribbelen met een donkerrode ijsmuts over haar hoofd en een lichtblauw mondkapje voor. Ik zie alleen de twee spleetjes van haar ogen. "Wat fijn dat je er weer bent!" zegt ze. "Ik heb je nieuwjaarswens op de dorpsapp gezien. Zeg 'ns, heb je Mombarcaro niet gemist?"

Ik heb werkelijk geen idee wie deze aardige vrouw is. Ik praat even met haar mee, maar dan spoor ik haar aan in de auto te stappen want er staat een ijskoude wind.

Met deze winterse temperaturen, nu iedereen zich naast het mondkapje, ook nog eens met mutsen en sjaals tooit, gebeurt het steeds vaker dat ik mensen teruggroet of er zelfs even mee praat, terwijl ik denk: wie is dit in godsnaam?

We hebben echt een strenge winter. Al twee maanden sneeuw en nachtelijke temperaturen ver onder nul.

Afgelopen vrijdag viel er opnieuw zo'n twintig centimeter sneeuw. Het begon 's morgens met een dikke mist en toen regen, die langzaam overging in sneeuw.

Het erge is dat dat bijna altijd gepaard gaat met stroomstoringen. Vrijdag ook weer. Opeens gaan de lichten uit, even later floepen ze weer aan en dat nog een paar keer. Dan blijven ze opeens een half uur uit en zit ik vertwijfeld in een donkere keuken.

Op die momenten wil ik echt meteen naar een knus flatje in Hilversum verhuizen. Want als de electriciteit uitvalt, doet de verwarming het niet meer, heb ik geen warm water, geen licht, geen tv en kan ik mijn telefoon niet meer opladen.

Gelukkig duurt het meestal maar kort maar dat weet je niet van te voren dus ik word er bloednerveus van. Terwijl de sneeuw bleef vallen, ging ik die vrijdag even bij mijn buren Rosa en Silvio langs. "O gezellig kom binnen" zei Rosa meteen. "Ik ga espresso maken." Ze waren de rust zelve.

Kort na mijn aankomst viel het licht weer uit. Rosa liep even naar de kamer en kwam met een fles terug waar een kaars in stak. In de keuken waar we zaten, brandde de houtkachel en verspreidde een rode gloed. Opeens gingen de lichten weer aan.

Toen ik een uur later door de verse sneeuw naar huis waadde, was ik enigszins gerustgesteld. Bij Grazia zag ik licht branden. De electriciteitsleidingen liggen hier niet, zoals in Nederland, onder de grond, maar lopen over het land en zijn dus gevoelig voor bijna ieder weertype.

Mijn Duitse vriendin heeft ook haar buik vol van het weer. "Ik kan geen sneeuw meer zien Ineke" zegt ze me aan de telefoon. Om bij haar huis te komen, moet je vanaf de weg ongeveer een kilometer een pad af dat naar beneden loopt. Daaronder ligt hun huis in een soort kom met een prachtig uitzicht op het dal.

Nu is het echter een ramp, vertelt ze. Zij en haar man moeten sneeuwkettingen om de banden van hun auto leggen om omhoog te kunnen komen, hun tuin uit. De sneeuw op het pad is bevroren en de banden krijgen geen grip op de ondergrond.

Meestal is het na zo'n sneeuwdag prachtig weer. Een knalblauwe lucht zonder een wolkje, de zon die met al zijn kracht schijnt en een vers sneeuwkleed over de velden. De zon is warm dus met jas aan en das om, is het midden op de dag goed uit te houden.

Ik wandel veel en zo ook zondag toen het zo'n ideale wintersportdag was. Ik zag mensen met stokken over de heuvels lopen met aan hun voeten een soort tennisrackets. En wielrenners natuurlijk. Dat is een mensensoort dat zich door geen enkele weersgesteldheid laat afschrikken.

Daar kwam zelfs mijn klusjesman Flavio aangewandeld met zijn hondje. "Tja, we hadden gegeten, een espresso gedronken, wat moet je anders op zondag" begon hij het gesprek. Flavio, ver in de zeventig, is namelijk altijd aan het werk, behalve dus op zondag.

Ondanks mijn gemopper, geniet ik natuurlijk ook van het weer en het landschap, maar wat zal ik blij zijn als ik het gras weer zie! En dat gaat misschien toch wel gauw gebeuren want de temperatuur stijgt tot 15 graden en morgen gaat het heerlijk regenen!



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.