WONEN IN ITALIË – Rolstoeldans

Als vrijwilliger bij het Rode Kruis kun je van alles doen. Ik had bedacht dat ik ook wel mensen naar het ziekenhuis zou kunnen rijden. Het is één van de diensten die het Rode Kruis ook aanbiedt.

Ik wilde zo'n ritje dan wel eerst met een ervaren 'volontario' maken. Want wat kom je allemaal tegen? Afgelopen dinsdag was het zover. Ik zou met ene Carlo meegaan. Om acht uur 's morgens werd ik bij het Rode Kruis in Monesiglio verwacht.

We moesten een oudere dame uit Cravanzana ophalen en naar een privé-kliniek in Alba brengen. Daar was ze onder behandeling bij een orthopeed. Haar man ging ook mee.

Volontario Carlo is een grote stevige vent van rond de zeventig. Voor vertrek dook hij al energiek in de Fiat Doblo om wat stoelen achter, in te klappen en ruimte voor een extra rolstoel te maken.

Over kronkelende plattelandswegen reden we naar Cravanzana. Het huis van onze patiënt lag eenzaam op de rand van de weg, tussen de weg en het dal in. Er was weinig ruimte om te parkeren want de berm liep al snel steil naar beneden.

Carlo haalde een speciale rolstoel uit de auto. Een zwaar ding dat voorzien was van een mechanisme dat de patiënt in de rolstoel trapjes op en af zou kunnen krijgen. We gingen een hekje door, een trapje af en liepen over een terras om het huis heen.

Daar werd mevrouw al door haar man naar buiten gereden. Ze was, denk ik, een jaar of zestig/zeventig. "Ha eindelijk een vrouw" riep ze blij toen ze mij zag. Carlo nam de rolstoel over en reed deze tot onder het trappetje dat naar de weg leidde.

Mevrouw moest nu van haar eigen rolstoel in die speciale worden getild. Carlo schoof zijn armen onder haar oksels en tilde haar uit de stoel. Ik stond klaar met de andere rolstoel en schoof deze onder haar billen.

Vervolgens trok Carlo een mechanisme uit de rolstoel, drukte op een paar knoppen en daar bewoog de rolstoel langs een soort ladder naar boven. Eenmaal boven zetten Carlo en ik ons schrap. We duwden de rolstoel met al onze kracht naar boven, naar de weg en voorkwamen zo dat mevrouw met rolstoel en al het dal in zou rollen.

Bij de auto aangekomen, deed Carlo de achterdeuren open. Ik hield ondertussen de rolstoel met mevrouw stevig vast. Carlo trok aan een hendel en daar schoof een vloer naar buiten met daarop een nog veel grotere rolstoel.

We trokken de tweede rolstoel de straat op en zetten hem naast die waar mevrouw in zat. Carlo nam haar weer onder de oksels beet en verhuisde haar naar de grote rolstoel. Ik hield die weer vast en schoof hem weer onder haar zitvlak.

Vervolgens haalde Carlo de hendel weer over en bewoog de vloer met de mevrouw in rolstoel erop omhoog en daarna de auto in. De rolstoelwielen werden vastgezet in een soort rails, de deuren gingen dicht en we konden vertrekken.

Ik zat tussen Carlo, die achter het stuur zat, en de echtgenoot van mevrouw ingeperst. Onze patient zat naar buiten te kijken. "Come andiamo?" vroeg Carlo af en toe. Want mevrouw bleek last van wagenziekte te hebben.

Een half uur later waren we in Alba. De kliniek zat in een modern gebouw. Carlo trok de achterdeuren van de auto open, trok aan de hendel en daar kwam mevrouw weer naar buiten rollen. Carlo reed haar naar een lift. Ik wachtte ze boven op.

Ze moest zich aanmelden bij een receptie en toen was het wachten op de dokter. Na ongeveer een half uur werd ze binnengeroepen.

De dokter nam alle tijd. Ondertussen praatte Carlo naast mij aan één stuk door. Over wat ik op mijn ritjes allemaal aan malheur en tegenslag kon verwachten. Vergezeld van veel "dai" en "boh" en schouder ophalen.

De terugweg van de kliniek naar het huis in Cravanzana verliep als de heenreis. Twee keer moest mevrouw van de ene naar de andere rolstoel worden getransporteerd. En echt dun was ze ook niet. Maar Carlo gaf geen krimp. Ik probeerde hem zoveel mogelijk te helpen.

Deze man is echt goud waard, dacht ik bij mezelf. Toen ik later bij het Rode Kruis terugkwam, barstte ik in woede uit.

"Welke idioot had mij alleen met de Fiat Doblo op pad willen sturen met rolstoelen waar ik een hernia van oploop en patiënten die ik niet kan tillen?" vroeg ik boos.

Daarna zei ik dat ik best één keer per week iemand naar het ziekenhuis wil brengen, maar dan wel een patiënt die op eigen benen kan staan. Bv. iemand die naar chemotherapie moet of naar nierdialyse.

Sara, de medewerkster van dienst, moest lachen. "Toen ik zag naar wie ze je hadden toegestuurd, dacht ik al: die Christina, die zien we nooit meer terug." Nou ...het scheelde inderdaad niet veel.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.