WONEN IN ITALIË – Logé
Mijn logé is weer naar huis. Van te voren maakte ik me een beetje zenuwachtig over de komst van mijn vriendin Marianne, omdat ze hier al zo vaak is geweest. Waar zou ik haar nog mee kunnen verrassen?
We kennen elkaar al meer dan veertig jaar en ik was dan ook blij haar tussen de automatische deuren in de aankomsthal van vliegveld Cristoforo Colombo in Genua te zien verschijnen.
Het is een door mij bedacht ritueel om, meteen na aankomst, met mijn gasten naar een strandtent in Varazze te rijden. Daar, met uitzicht op de glinsterende blauwe zee, aan het strand, eten mijn vrienden dan hun eerste bord pasta. Als ze zich dan nog niet op vakantie voelen....
Zo ook Marianne die me meteen vroeg een foto van haar te maken om naar haar zoon op te sturen. Een jongeman al, die zijn moeder deze hele week bleef vergezellen via appjes, telefoontjes en foto's. Het was dus zaak dat mama het naar haar zin had.
Ik had voor de eerste dagen een programmaatje gemaakt. De eerste dag gingen we naar Vicoforte. Niet te ver, er was markt, hier konden we mooi cultuur en trivialiteiten combineren.
Toch leuk om het sanctuario weer eens rustig te bekijken. De kerk heeft de grootste elliptische koepel ter wereld. En de fresco's aan de binnenkant van de koepel zijn meer dan de moeite waard. Er worden ook rondleidingen gegeven tot helemaal boven in de koepel.
Vanaf een uur of vier in de middag zaten we meestal thuis op mijn terras. Dan maakte ik hapjes en een lichte maaltijd en dronken we koude witte wijn.
De tweede dag gingen we naar de kust. De zee blijft trekken. We waren niet de enigen in Celle Ligure. Nog een paar duizend dagjesmensen waren op hetzelfde idee gekomen. Met moeite raakte ik de auto kwijt.
Ik liet Marianne de keramische kunstwerken in het park zien, dit deel van de kust is namelijk bekend om zijn keramiek.
Zelf heb ik me hier twee jaar geleden eens aan een pottenbakcursus gewaagd. Er kwamen slechts een paar trieste grijze potjes van mijn draaischijf. Het heilige vuur wilde bij mij niet ontbranden.
We liepen langs de zee en aten een visje. Naast ons kwam een op en top verzorgd - dachten wij - echtpaar zitten. De dame wilde van alles van ons weten. Ze stelde haar begeleider voor als haar chauffeur. Zo zie je, niets is wat het lijkt.
Zaterdagochtend al om acht uur de auto in: Torino. Is toch nog wel meer dan een uur rijden. Ik ken er inmiddels redelijk de weg. Ik parkeerde voor station Porta Nuova. Mannen die zo een centje bijverdienen, wijzen je vrijgekomen parkeerplaatsen aan.
Een Roemeen met een gekleurd hoedje op begeleidde ons. Ik gaf hem twee euro. 's Avonds toen we naar huis gingen, zat ie er nog. Hij herkende ons en zwaaide vrolijk.
Ik leidde Marianne door het centrum van Turijn. Ze wilde een eerste indruk van de stad opdoen en geen museum bezoeken want dan ben je zo een halve dag verder. Volgend jaar dan maar.
We zijn wel in één van de 19e eeuwse Grand Cafés wat gaan drinken, caffè San Carlo, 200 jaar oud. Zo'n met kristallen lampen en fluweel beklede bonbon-doos moet je echt van binnen gezien hebben.
De volgende dagen deden we het wat rustiger aan. Marianne is gelukkig een lezer en zat de hele dag op het terras met haar neus in een boek. Zo kon ik weer eens iets aan de tuin doen.
Na een week waren we allebei ook weer blij dat het erop zat. Zij ligt weer in haar Amsterdamse bedje en ik hoef 's morgens vroeg (want vroege opstaander) niet meer op mijn tenen door het huis te lopen.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.