WONEN IN ITALIË – Gulle gevers
De mensen hier zijn mateloos gul. Ik maakte daar gisteren weer een sterk staaltje van mee.
Het begon gistermorgen al. Half aangekleed stond ik in m'n slaapkamer, of daar hoorde ik de klopper.
Zo vroeg, dat kon alleen maar Grazia zijn. Terwijl ik m'n broek gauw dichtritste, sjeesde ik naar beneden.
Grazia kwam binnen en zette een doosje verse eieren en uien en knoflook uit eigen tuin op tafel. Gehaast ging ze weer weg.
Ik keek er niet meer vreemd van op want dit gebeurt zo vaak. Soms moet ik tegen de klippen op sperziebonen of komkommers eten. Vooral 's zomers in de oogsttijd.
Ik had besloten twee van mijn favoriete oudere dames te gaan bezoeken die beiden in het buurtschap Valle wonen.
Ik nam voor allebei 'bugie' mee. Dat zijn met jam gevulde koekjes, bestrooid met poedersuiker, die alleen rondom carnaval worden gegeten. 'Bugie' betekent leugentjes, die heb je met carnaval natuurlijk hard nodig, een ondeugend koekje.
Bruna was buiten en begroette me enthousiast. Je komt hier ook nooit ongelegen, ze zijn altijd blij met bezoek. Daar kwam haar man ook al uit de stallen tevoorschijn.
Verschrikt keek ik naar één van zijn handen. Daarin hield hij twee kleine duifjes vast. Aan de slappe pootjes te zien, was er één al dood, de ander moest ie de nek nog omdraaien.
"Wil je er één mee naar huis nemen?" vroeg hij hartelijk en stak me er één toe. "Gebraden zijn ze heerlijk". Ik deinsde achteruit. Ik besefte ook hoe hypocriet ik was, want ik vind gevogelte heerlijk, maar graag wel onherkenbaar als een filetje.
We dronken espresso en aten er een 'bugia' bij. Onderwijl vertelde Bruna over haar kleinzoon van negen die al twee jaar ziek is. Een drama waar het hele dorp mee meeleeft.
Na een klein uurtje stapte ik weer op. Bruna dook een kamer in en kwam met een zak polenta terug. "Fatta in casa" zei ze trots en duwde hem in m'n tas. "Wil je ook nog wat eieren? Of een pompoen?" Nee, nee, dank je Bruna.
Ik haastte me met de polenta naar de auto. Ze zwaaide me uit. Toen reed ik naar Rosa. Die reageerde ook al opgetogen toen ze me in de deuropening zag staan. Ze omhelsde me en haalde me binnen alsof we elkaar in geen jaren hadden gezien.
Ze is weduwe. Ze is onlangs behoorlijk ziek geweest. Vooral 's nachts had ze zich erg alleen gevoeld. Ook zij ging weer espresso voor me maken en stortte onderwijl haar hart uit. Hoewel bijna iedere dag wel één van haar zoons langskomt en haar zus in het huis achter haar woont, voelt de zich toch vaak verlaten.
Tegen twaalven stond ik op. "Wacht, wacht, ik heb heerlijke worst voor je. Gisteren net gemaakt." Ik zei dat ik niks hoefde, dat het echt niet nodig is mij iets terug te geven omdat ik haar 'bugie' had gebracht.
"Jamaar ik vind het fijn om weg te geven" bracht ze er tegenin. En ze trok haar jas aan en voerde me mee naar een grote schuur naast het huis. Honderden zakken met aardappelen stonden er op elkaar gestapeld.
"Ik hoef echt geen aardappelen Rosa" zei ik. "Maar deze zijn van superiore kwaliteit" riep ze en begon al een zak te vullen. Ook plukte ze een citroen van een boompje dat er staat. "Ruik eens, che profumo" zei ze. En inderdaad hij rook heerlijk.
En zo kwam ik bepakt en bezakt thuis.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.