WONEN IN ITALIË – De buren
En daar stonden ze dan in hun voortuin. Met hun medische mondkapjes voor, hadden ze wel iets weg van twee olifantjes zonder slurf. Silvana en Edoardo Piccinini, mijn buren uit Genua na vier maanden terug in Mombarcaro.
Ik bof met mijn buren. Aan alle drie zijden van mijn huis heb ik leuke buren, en alle drie zijn ze totaal verschillend. Als ik zaterdag de auto van mijn Genuese buren voor hun deur zie staan, storm ik naar buiten. Als ik enthousiast op ze afloop, weert Silvana me af: "Afstand houden, wij zijn oranje!"
Het huis in Mombarcaro is hun tweede huis. Ze komen kijken hoe het de barre winter heeft doorstaan en ik denk ook wel een beetje dat Edoardo zijn mooie nieuwe blauwe Ford wil uitproberen.
Hoewel ze hier maar een deel van het jaar wonen, voelen ze toch als echte buren. Vorig jaar hebben ze me Genua laten zien. Tijdens deze logeer-partij liet ik m'n mobieltje in de wc vallen. De telefoon gaf geen krimp meer.
De ochtend daarna hebben we uren in een telefoonwinkel doorgebracht. En ze bleven maar opgewekt onder mijn paniekerige gezeur. Ik weet niet of ik dat geduld in hun plaats had kunnen opbrengen.
De Piccinini's zijn stadsmensen maar, zoals bijna alle Italianen, met wortels in het platteland, waar ze ooit vandaan kwamen. Zodra de sneeuw gesmolten is, richten ze hun neus naar het noorden en rijden naar hun 'orto' vol 'pommodori' in Piemonte.
Grazia en Guglio Biestro, tegenover mij, hebben mij van het begin af aan als een familielid opgenomen. In het huis naast hen wonen hun zoon met zijn vrouw en twee kinderen. Bij alles helpen ze me, door hen voel ik me hier veilig en beschermd.
Ze brengen me groentes uit hun tuin, Guglio repareert even een bankje of een deur die kapot is, ze planten aardbeien in m'n moestuin, ze zorgen voor mijn huis en poezen als ik er niet ben, en alles met een grote mate van vanzelfsprekendheid.
Af en toe kaarten we 's avonds, maar ook ben ik er op alle familiegebeurtenissen bij. Afgelopen vrijdag was kleindochter Guglia jarig. De dochter van Valter en Manuela. Ze werd zes. Godzijdank viel het cadeautje dat ik voor haar had meegebracht, deze keer in de smaak.
Vorig jaar had ik per ongeluk een puzzel gekocht die uit 500 stukjes bleek te bestaan, voor een kind van vijf. Maar deze keer had ik met een zelf te versieren tasje helemaal in de roos geschoten. Grazia had een taart gebakken, en onder gejuich van broer Mattia en nichtje Gladys blies Guglia de zes kaarsjes uit.
We aten taart en speelden tombola (bingo). Ik las de nummers voor, hield de blokjes met de cijfers tot algehele hilariteit soms op z'n kop en de kinderen genoten. In het heetst van de strijd hoorde ik Gladys tot mijn verbazing roepen: "Nee, die is voor nonna Christina". Oma Christina, het klonk lief en oud tegelijk.
Dan wonen links van mij Rosa en Silvio Cora. Zij zijn de meest ontwikkelde buren. Met hen praat ik ook over de politiek en wat er zoal in het land gebeurt. Jarenlang woonden ze net buiten Turijn, maar na hun pensioen zijn ze in het huis van haar ouders getrokken.
Zeker eens in de 14 dagen ga ik bij ze buurten. Altijd reageert Rosa even enthousiast, het komt nooit ongelegen. Hoewel het naar mijn idee borreltijd is, gaat ze altijd espresso zetten, Silvio komt er na een tijdje bij zitten en pookt het vuur in de houtkachel nog eens op.
Ze hebben een zoon die op zichzelf woont en in het weekend altijd komt. Meestal vertel ik wat ik zoal heb meegemaakt. Rosa ligt al gauw dubbel, want ze vindt al snel iets gek.
Vaak snap ik haar humor wel en lach ik met haar mee. Zo vindt ze het bijvoorbeeld komisch dat een Engelse vrouw hier haar geld wil gaan verdienen met kook-cursussen. "Een Britse vrouw die kook-cursussen wil geven, hier in Italië?? Scherziamo? Heb je de Engelse keuken wel eens geproefd?" Ik zeg maar niks. Maar ik snap wat ze bedoelt.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.