WONEN IN ITALIË – Bijna brand

De sneeuw smelt. Hier en daar is het groen alweer zichtbaar. Ik meende vanmorgen ook al een lenteachtig gefluit te horen. Een koolmeesje op vrijersvoeten misschien?

Ik zal blij zijn als de kachel uit kan. Afgelopen week ben ik op het nippertje aan een catastrofe ontsnapt. Omdat de centrale verwarming mijn keuken niet voldoende verwarmt, heb ik daar ook een houtkachel staan.

Het is een heel gedoe zo'n houtkachel. Als ie brandt, moet je hem voortdurend in de gaten houden, anders gaat ie uit, je moet er voor zorgen dat je hout, dat buiten onder een zeil ligt opgeslagen, droog is en je moet de kachel voordat je hem aansteekt, schoonmaken.

Iedere ochtend schep ik de resten van de dag ervoor eruit. Kom, dacht ik zondagavond voor het naar bed gaan. Laat ik hem nu alvast schoonmaken dat scheelt weer voor morgen. Ik verwachtte namelijk om tien uur al bezoek.

Ik schepte het verkoolde hout uit de kachel en kieperde het in mijn plastic pedaal-emmer. Met veger en blik veegde ik het stof nog een beetje op en klaar. Om elf uur ging ik naar bed.

Om half één schoot ik wakker. Ik rook iets vreemds. Opeens wist ik het. Stomme eend die ik was! Ik sjeesde naar beneden. Toen ik de keukendeur open deed, zag ik alleen maar een dikke grijze mist. Het was rook die uit de pedaalemmer kwam. Die was van onderen helemaal gesmolten en doorgebrand.

Met een melkpannetje doofde ik de vonken in de emmer. Ik gooide de buitendeuren open en flikkerde de emmer in de sneeuw. De poesjes, die 's nachts in de keuken slapen, leken nergens last van te hebben en keken belangstellend toe. Ze hadden wel dood kunnen zijn!

De volgende ochtend ging ik boodschappen doen in Ceva. Nu het code geel is en je weer gewoon overal koffie kunt gaan drinken, wilde ik eindelijk het boodschappenlijstje met veelal huishoudelijke aankopen gaan afwerken. Daar stond nu ook een nieuwe pedaal-emmer bij.

Na de kantoorboekhandel en de groenteboer stak ik over naar Pasticceria Bono, een heerlijke plek om koffie te drinken. En ze hebben vooral zoveel lekkers voor bij de koffie.

Na m'n bestelling gedaan te hebben, wilde ik op één van de banken gaan zitten. Maar net toen ik m'n tas naast me had neergezet, kwam er een man aanlopen die blijkbaar even was weggelopen en nu daar weer wilde gaan zitten. Op het tafeltje zag ik nu ook een opengeslagen krant liggen. Ik sprong op en verexcuseerde me.

"Blijft u gerust hier zitten mevrouw," reageerde de man en hij wees naar de stoel tegenover hem. Ik wimpelde het af en zei dat ik wel aan een ander tafeltje ging zitten. "Maar mevrouw u weet niet half wat een leuke ontmoeting dit kan worden" en hij gebaarde me te gaan zitten.

Ik moest natuurlijk lachen, wist niet goed wat ik moest doen en ging toen toch maar aan zijn tafeltje zitten. Misschien zat ie verlegen om een praatje, dacht ik. Maar hij pakte z'n krant weer op en leek weer te gaan lezen.

Ik keek om me heen of ik nog bekenden zag. Daar werd m'n cappuccino al gebracht met een heerlijk cornetto met crèma. Op het moment dat ik weer voor me uit keek, zag ik dat de man aan mijn tafeltje helemaal niet zat te lezen, maar over z'n krant heen opzichtig naar me zat te gluren.

Ik keek terug en hij knipoogde. Even later knipoogde hij weer. Probeerde hij me nou te versieren? Hij kon toch ook gewoon wat zeggen? Wat een eikel! Zodra ik m'n koffie en cornetto op had, stapte ik op. "Het was erg gezellig hoor" zei ik tegen hem. "Prettige dag nog."

Na deze bizarre ontmoeting ging ik snel naar warenhuis Gran Casa voor een nieuwe pedaalemmer.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.