WONEN IN ITALIË – Aubade
Ik was gistermorgen al om half 8 in de bar. "Wat kom jij zo vroeg doen?" vroeg Elisa. Ik had een week geleden met Bruna afgesproken om samen lekker vroeg een wandeling te gaan maken. Maar na een regendag gisteren, zat het nu dicht van de mist.
Bruna was nergens te bekennen. Ik zei dat, volgens de meteo op mijn telefoontje, dit de enige mooie dag van de week zou worden. Om negen uur zou de zon gaan schijnen. "Je kunt beter naar buiten kijken dan op je telefoontje" zei Manuel.
Ik belde Bruna en kreeg haar slaapdronken aan de telefoon. Ze had me de avond daarvoor een appje gestuurd, vertelde ze, om af te zeggen, maar ik had dat niet ontvangen. Ze ging zich nu toch aankleden. Ik zou haar ophalen. Het was ongeveer 25 minuten lopen naar haar huis.
Even later kwam ze naar buiten, met een ijsmuts op en daaroverheen een kapuchon en twee loopstokken. In de dichte mist begonnen we richting San Benedetto Belbo te lopen. Kim, die haar kind net naar school had gebracht en in haar auto met koplampen op terugreed uit Niella Belbo, vertelde later dat ze twee schimmen had zien lopen en dat ze op het laatste moment tot haar verbazing mij had herkend.
Dat doe je hier dus gewoon. Tussen de heuvels gaan lopen tot de mist is opgetrokken. Het was wat vochtig, niet echt koud en de vogels lieten zich nadrukkelijk horen. In San Benedetto dronken we koffie in de plaatselijke winkel met bar.
Toen we weer buiten kwamen, brak de zon door. We liepen over van alles te kletsen tot we zo moesten stijgen dat ik iedere 50 meter als een hijgend paard met m'n handen op de knieën stond uit te blazen. Herboren kwam ik thuis.
Natuurlijk moet je hier soms ook dingen doen waar je helemaal geen zin in hebt, bv. een ingevuld document ophalen bij het belastingkantoor in Mondovi. Daar maak ik dan wel een uitje van. Een Duitse vriend moest ook naar het 'ufficio d'entrata' en besloot met mij mee te gaan. Er ging ook nog een vriend van hem mee.
Het is iedere keer weer anders als je je voor iets bureaucratisch tot een instantie moet wenden. Nu moest je eerst langs twee klerenkasten die je temperatuur opnamen en je greencard wilden zien. Daarna mocht ik door naar de balie.
De vorige keer werd ik geholpen door een ervaren oudere man en verliep alles gladjes. Deze keer zat er een meisje dat ieder formulier verschrikt bekeek en dan naar een ander meisje toeliep voor uitleg. Die arme Bernd moet nog een keer extra terugkomen.
Gelukkig stonden we na een half uur toch buiten. We ontbeten met z'n drieën met gevulde cornetto's en koffie. Het verschil met vorig jaar was enorm. Toen zaten we buiten op een bankje uit een kartonnen bekertje koffie te drinken in een doodstille stad. Nu was het markt en was het aangenaam levendig.
Ik ging maar de markt en we spraken af om half 12 boven in de oude stad. Iedere tien minuten vertrekt het treintje van de funicolare en brengt je boven in het 'centro storico'. We aten in een eethuisje met een beperkte kaart. Een wijntje erbij. Het belastingkantoor? Daar dacht niemand meer aan.
Zondag maakte ik iets heel grappigs mee. Ik was voor m'n huis een struik aan het begieten toen er opeens een stuk of 15 motorrijders onder de poort door de Via Galliano kwamen oprijden. Eén motorrijder maakte zich los uit de groep en stopte voor mijn neus.
Hij deed de klep van z'n helm omhoog en zei stralend: "Christina ik ben het: Pier Luigi, je oude loodgieter. Ik vroeg in de bar of je er was en ze zeiden dat ze dachten van wel. Toen heb ik m'n vrienden gevraagd via de Via Galliano te rijden om jou een groet te brengen."
Ondertussen stonden de andere motorrijders stil om op hun vriend te wachten. Het was een geronk en gebrul van motoren dat horen en zien je verging. Toen schoof Pier Luigi zijn klep weer naar beneden en na een laatste groet stoof het gezelschap de straat weer uit. Een soort aubade van een motoclub, dat was wel het laatste dat ik hier verwachtte mee te maken...
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.