WONEN IN ITALIË – Arrangiarsi
Italianen zijn Super-scharrelaars. Met een hoofdletter want ik heb er bewondering voor. Ze moeten wel. Het leven hier is niet veel goedkoper dan in Nederland, maar de salarissen liggen een stuk lager en het staatspensioen is de helft van onze AOW.
Dat betekent dat maar weinig Italianen, als ze met pensioen gaan, op hun lauweren kunnen gaan rusten. Hier in de Langhe, op het platteland, kruipen ze op de tractor, beginnen een B&B, of storten zich in de hazelnoten, bijen, truffels of paddestoelen.
De vader van een vriendin van mij was jarenlang carabiniere. Die gaan hier op hun 63e met pensioen. Niemand verbaasde zich erover dat hij de dag na zijn pensioen zijn mooie uniform had omgewisseld voor een overall en hij op een tractor zat. Vaak hebben ze een stukje land dat ze rijp gaan maken voor landbouwprodukten.
De voormalige chauffeur van de schoolbus zie ik ook regelmatig op de tractor voorbij komen. Hij verbouwt nu aardappelen. De postbode heeft een oude stal op het terrein waar zij met haar gezin woont, omgetoverd tot een B&B. Ze is er heel trots op, ik moet 'ns gauw komen kijken.
De voormalige beheerder van de bar zie je nu dagelijks rondstruinen tussen zijn hazelnootstruiken. En in het weekend staat iemand achter de bar die door de week bij Ferrero (Nutella) werkt.
De man die verantwoordelijk is voor onze openbare weg, loopt in z'n vrije tijd door het bos met een truffelhond. "Denk erom geen truffels kopen in Alba hoor" waarschuwt z'n zuster. "Ik weet wel bij wie je ze veel goedkoper kunt kopen."
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Iedereen heeft verschillende potjes op het vuur staan. En dat is ook goed te begrijpen, want de mensen voelen zich onzeker. Neem mijn vriend Giorgio die mij met de tuin helpt, hij werkt bij een staalfabriek in Lesegno.
Maar het gaat slecht met het bedrijf. Hij zit soms wekenlang thuis en krijgt dan maar 70 procent van z'n salaris uitbetaald. Dezelfde situatie speelt nu bij de grote autofabriek Stellantis met behalve de grote fabriek in Turijn, ook vestigingen in Termoli en Melfi.
Ik zag gisteren een item op het Italiaanse journaal dat ook ging over een bedrijf dat op instorten staat. De werknemers stonden er verslagen bij. Net als Giorgio krijgen ze op de dagen dat er geen werk is maar 70 procent van hun salaris uitbetaald.
"Ik krijg 1100 euro in de maand" vertelde een werknemer. "Mijn kinderen, de hele familie lijdt eronder." Elfhonderd in de maand en daar moet je dan alles van betalen.
Want deze regering mag dan wel van de daken schreeuwen dat het zo goed gaat met de Italiaanse economie, ik hoor heel andere verhalen. En ook de laatste cijfers van ISTAT (Istituto Nazionale di Statistica) zijn verontrustend.
Voor de Italianen is het niets nieuws. Voor hen is het eigenlijk nooit anders geweest. Ze hebben een groot wantrouwen naar hun politicie en trekken hun eigen plan. Ze proberen zich zo goed mogelijk aan de omstandigheden aan te passen.
En ze zijn daar in de loop van hun geschiedenis zo goed in geworden dat het werkwoord "arrangarsi" inmiddels een onderscheidend kenmerk van de Italiaan is geworden.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.