WONEN IN ITALIË – Afscheid
Langzaam zie ik haar de gang inlopen, richting haar kamer. De smalle rug iets gebogen achter de rollator. Met pijn in het hart strelen mijn ogen haar dunne nekje en haar grijze haren. We hebben net afscheid genomen. Ik ga weer terug naar Italië.
"Volgende maand ben ik er weer hoor mam" probeerde ik haar te troosten. Maar dat is voor haar een eeuwigheid. In paniek kwam ze me achterna toen ik haar kamer had verlaten en richting de uitgang liep. "Ga jij nou weg?" riep ze vol verdriet. "Ga jij weg?" Ik knuffelde haar en probeerde haar te troosten maar het mocht allemaal niks baten.
Als ze me met haar rollator achterna komt, is daar gelukkig ook Angelie, één van de verpleegkundigen. Haar lukt het wel mijn moeder te kalmeren. "Ik ga wel even bij haar zitten" fluistert ze me toe. Ik omhels mijn moedertje nog een keer en loop dan resoluut naar de uitgang.
Ik kijk nog even om en zie haar breekbare gestalte in de bocht van de lange gang verdwijnen. Dat is het laatste beeld van haar. Zo zal ik haar telkens weer voor me zien dadelijk in Mombarcaro. De andere kant van liefde is rouw en ze is nog niet eens dood.
Dit is echt het moeilijkste van mijn leven in Piemonte. Telkens weer dat afscheid. Deze keer extra moeilijk door de coronacrisis. Je weet niet honderd procent zeker of je gemakkelijk terug kunt komen. Eén flinke uitbraak en de grenzen gaan weer dicht.
Veertien dagen Uden zitten er weer op. Ik heb bijna alle dagen met haar doorgebracht.
Vanmiddag met haar naar een terras aan de Markt geweest. Ik duw haar voort in een rolstoel. Eerst wilde ze er niet in, maar inmiddels vindt ze het best lekker.
Als we bij het terras van 't Stulpke aankomen, springen daar een paar mensen met een kreet op. Het zijn de oude buren. Voor het eerst na de coronacrisis zien ze m'n moeder. Ze wisten helemaal niet of ze het wel had overleefd. "Weet je het van m'n vader?" vraagt buurman Jo. Wij weten van niks.
Hij vertelt dat zijn vader de eerste coronadode was van zorgcentrum St.Jan waar mijn moeder ook woont. Ze lappen alle voorzorgsmaatregelen aan hun laars en omhelzen m'n moeder uitgebreid. Even later zitten we aan een wijntje met bitterballen. M'n moeder geniet.
Vanaf 1 juli zijn de coronamaatregelen weer verder versoepeld dus er mogen steeds meer mensen bij mijn moeder op bezoek komen. Ik kan mijn blik weer op het leven in Mombarcaro gaan richten.
De laatste dagen in Nederland kondigt de ene na de andere logé zich aan. Terwijl ik erop was voorbereid dat er dit jaar waarschijnlijk niemand zou komen. Gezellig, maar ik wijs ze er op dat de sfeer in Italië wel anders is dan in Nederland.
De voorzorgsmaatregelen zijn er strenger. Zo kom ik er achter dat de vriendin die komt logeren niet zomaar naast mij in de auto mag zitten. Ze moet achterin met een mondkapje voor. Ook een andere vriendin die komt, geef ik deze boodschap door, maar het schrikt ze niet af.
De temperatuur in Mombarcaro is op dit moment 30 graden, heb ik gezien. Mijn tuin zal zijn ontploft. Ik verheug me op het weerzien met mijn vrienden daar, mijn buren, de poesjes en mijn planten. Zou de Acapanthus eindelijk bloeien? En de Oostindische kers?
Dat wordt lekker in de tuin werken, met vrienden op m'n terras borrelen, uit eten gaan....En dan ... over zes weken weer een weekje op-en-neer naar Uden.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.