WONEN IN ITALIË – Afgesneden

Het regent al dagen. Maar er is één lichtpuntje: mijn telefoontje doet het weer.

Voor de derde keer had ik mijn telefoontje in de wc laten vallen. Iedere keer steek ik dat ding achteloos in de achterzak van m'n spijkerbroek. En dan op een kwaaie dag die onheilspellende plons. Ja en daar kunnen ze niet zo goed tegen.

De eerste dagen na dit onvrijwillige bad deed hij het nog gewoon. Ik legde hem op het koffieapparaat te drogen, in een handdoek gewikkeld op de verwarming, een nacht in een bord rijst, maar op een ochtend was m'n scherm helemaal zwart. De paniek sloeg toe.

Dan zie je pas hoe verschrikkelijk afhankelijk je van dat apparaatje ben geworden. Ik kon m'n krant niet meer lezen, kon niet gebeld worden, was bijna al m'n telefoonnummers kwijt, appen was er niet meer bij en ik kon ook niet meer bij m'n bankrekeningen. Met m'n pasje kon ik alleen nog pinnen van de lopende rekening maar die was na het uitbundige verblijf op Monteisola aardig leeg. En ik kon geen geld van een andere rekening naar de lopende rekening overhevelen als m'n telefoontje het niet deed. Ik voelde me van de wereld afgesneden.

Ik probeerde mezelf te kalmeren: hoelang heb je wel niet zonder mobieltje geleefd? Toen ging alles toch ook gewoon door? Je ademde, at, sliep, ging met vakantie. Kom op, het is maar een apparaat dat kapot is. Ik moet dit gewoon rationeel en vooral RUSTIG oplossen.

Ik besloot naar Alba te gaan. Daar, wist ik, waren telefoonwinkels. Terwijl ik, na aankomst, naar het centrum toe liep, sprak ik hier en daar wat mensen aan. Of ze hier een winkel wisten die mobieltjes repareerde? Want ik kon nu wel naar de eerste de beste telefoonwinkel lopen, maar die wilde natuurlijk meteen een nieuwe telefoon aan me verkopen.

Een paar keer verwezen mensen die ik aansprak me naar een Chinees onder de 'portici'. Daar had ik wel vertrouwen in. Chinezen zijn meestal ambitieus en dus heel goed in hun vak.

Ik kwam terecht in een keurig ingerichte winkel vol telefoonattributen. Achter de toonbank stond een aardige beetje timide man die in alle rust mijn telefoon inspecteerde. Na een paar minuten kwam hij met de volgende hoopvolle diagnose: "Hij doet het nog, ik denk dat je alleen een nieuw scherm nodig hebt". "Dus u kunt hem repareren?" vroeg ik ongelovig. "Garanderen kan ik niks zolang ik hem niet heb opengemaakt, maar ik denk dat het wel gaat lukken. Komt u om zes uur maar terug."

Vol hoop reed ik terug van Alba naar Mombarcaro. Een uur rijden tussen de prachtig verkleurde wijngaarden. Geen straf. En die avond dus nog een keer heen en terug. Maar als daarmee m'n telefoontje gereanimeerd zou zijn, zou ik in één klap van zoveel zorgen en geregel verlost zijn.

Vrijdagavond in Alba. De terrassen zaten vol mensen die na hun werk nog even een apéritief dronken. Als het goed komt, ga ik het ook vieren, dacht ik bij mezelf. En het kwam goed. Zonder een spier te vertrekken, overhandigde deze bescheiden oosterling me de telefoon. Het scherm zag er weer uit alsof het nooit in een koude natte toiletpot had gelegen. Fris, duidelijk en alle apps deden het. Ik moest me inhouden om hem geen enthousiaste stomp te geven.

Even later bestelde ik een glas spumante op een terras onder de galerij. En omdat ik van m'n hart nooit een moordkuil maak, vertelde ik de serveerster wat ik in m'n eentje zat te vieren. Ze viel me meteen enthousiast bij. "Die Chinees heeft mijn telefoontje ook al drie keer gemaakt. Hij is 'bravo'." Dat kon ik alleen maar beamen.

"Had u uw mobiel soms in de achterzak van uw broek zitten?" vroeg het meisje met een lachje. Toen ik knikte, zei ze: "Het is mij ook al een paar keer overkomen." En ze giechelde samenzweerderig.

Ik heb het me nu vast voorgenomen: nooit meer, echt nooit meer, m'n mobieltje in de achterzak van m'n broek te steken.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.